Dankwoord boekpresentatie 'Broeder Ezel'
- liesbethgoedbloed
- 6 apr 2021
- 6 minuten om te lezen
Bijgewerkt: 18 dec 2018
Welkom, lieve lezers, zusters en broeders, ezelinnen en ezels, Ik dacht dat een boek schrijven moeilijk was, maar een dankwoord voor een boekpresentatie schrijven, is nog moeilijker. Ik wilde beginnen met zeggen dat ik het kort zou houden, want dat was het plan, maar dat is dus niet gelukt. Ik ga het niet kort houden, maar ik ga lang praten, want bij een lange ezelsreis hoort een lang dankwoord en er zijn veel mensen die ik wil bedanken. Maar ik zal wel mijn best doen om vermakelijk te zijn en niet vervelend of saai. Het liefst zou ik iedereen noemen die ook maar een nagelschrap heeft bijgedragen aan mijn boek. Maar zelfs als ik lang praat, gaat dat niet en dus beperk ik mij tot de hoofdrolspelers: - Uitgeverij Boekencentrum. Toen er nog geen woorden waren, en geen plot – alleen een stapel leeg papier en misschien een schrijver – toen al stelden jullie een contract op, betaalden een voorschot en gaven me alle hulp die ik maar kon wensen. Een dergelijke opvatting van het uitgeversschap getuigt van een grote liefde voor de literatuur. Het is eigenlijk ook een beetje ouderwets. Een halve eeuw geleden deed een uitgever zoiets nog, maar naar wat ik hoor, treden veel uitgevers hun schrijvers tegenwoordig met een rekenmachine in de hand en eurotekens in de ogen tegemoet. Jullie kwamen met vertrouwen en de bereidheid om veel en lang te investeren. Moge jullie omzet het bevattingsvermogen van jullie boekhouder ruimschoots overstijgen! (Hoeft niet perse via mijn boek…) - Beppie de Rooij, uitgever van het eerste uur: Jij was degene die me hielp om speels te blijven, fouten te maken en mijn pen alle vrijheid te gunnen op het papier. Die eerste jaren hebben we veel gepraat. Bij grote bekers warme chocolademelk, in Willemstad, en Utrecht, en Rotterdam, en Gouda. Ik keek uit naar onze afspraken: omdat het warm en gezellig was, maar ook omdat je zo’n enthousiast en gul mens bent. Als gouden appelen op zilveren schalen – zo waren jouw woorden. En ik ging altijd weer bemoedigd op weg. Dankjewel, Beppie! - Teunis Bunt, de redacteur: de man met het scherpe oog. Die alles ziet en pijnlijk precies kan aanwijzen waar het mis gaat. Die een beroep deed op mijn trots door te zeggen: ,,Ik weet dat je meer durft dan dit.” Bedankt, Teunis! Je hebt me geholpen om het verhaal aan de grond te krijgen en het beste te geven wat ik had. - Arie Kok, uitgever van het laatste uur: omdat je niet alleen uitgever bent, maar ook schrijver, weet je wat een schrijver beleeft aan een publicatie. Je bent nuchter en kon me goed voorbereiden op de grote omslag van “beschut en veilig” naar “publiek”. Bedankt voor je geruststelling en je aanmoediging! - Jasper Hulshoff: ik wilde graag een van jouw ezels op het omslag van mijn boek en dat is gelukt! Jij schilderde de ware ezel: in zijn oog het vermoeden van een traan, een oor waar ik alles in zou durven zeggen en een nadenkende uitdrukking op zijn bijna menselijke gelaat. Bedankt voor je ezelsliefde! - Coen van Alphen: In de jaren dat we nog getrouwd waren, steunde hij me in mijn ezelswerk, zowel praktisch als naar de geest. Toen ik, bijvoorbeeld, zo’n zeven jaar geleden, terugdeinsde voor wat ik wilde schrijven omdat ik vreesde dat het Godonterend zou worden, stelde hij me gerust met de woorden: ,,Alle goede boeken zijn blasfemisch en diep vroom tegelijk.” Als een dominee zoiets tegen je zegt, dan helpt dat. - Marjolein van Duin: eindeloos hebben we door de Ambachtsheerlijkheid gelopen, ik: pratend over Anna en haar ezel en jij: luisterend, vragen stellend. Je bent de afgelopen vijf jaar een klankbord voor me geweest, en een goede lezer en een geweldige vriendin. Ik wil je bedanken voor je trouw en vriendschap en voor alle tijd en liefde die je aan Broeder Ezel hebt besteed. - Menno van der Beek: Je bent me op mijn hele ezelsreis gevolgd met woorden van lof, aanmoediging, relativering en vooral: vriendschap. En omdat jouw woorden vaak de vorm aannamen van een gedicht, wilde ik vanavond een van de ezelskwatrijnen voorlezen die ik in de afgelopen negen jaar per post van je ontving. Deze schreef je vier jaar geleden, bij een sticker van een ezel, op een donkere avond aangetroffen op een lantaarnpaal: Als het soms donker lijkt, of als u droevig bent of leegtes ziet waar u niet aan kunt wennen, kan u het ezelsteken in de nacht verschijnen – Broeder Franciscus die u vrede wenst en die de strijd van Broeder Ezel kent. Of Broeder Franciscus de strijd van deze ezel kent, is een kwestie van geloof. Maar dat jij hem kent, Broeder Menno, is zonneklaar. Dankjewel. - Ik heb geschreven aan de Brigittenstraat in Utrecht, op het kantoor van Karel Otte, aan tafel bij Victor van Heusden in retraïtecentrum De Spil, onder het zorgzame oog van Noëlla de Jager bij Good Place 2 Work – allemaal gastvrije mensen die een plek boden waar ik kon werken. Noëlla met haar stralende lach en haar zakelijke inzicht, een mens die iedereen zijn of haar succes gunt. Karel, mijn vroegere werkgever, die nu al jaren juicht voor Gods troon – om het eens in tale Kanaäns te zeggen – en die als een vader voor me was. Victor die van de stilte in de kapel zo kon overschakelen op het bakken van eieren of het vertellen van platte grappen. Bedankt, alle drie. - En er zijn nog zoveel anderen die ik niet genoemd heb. Vrienden en vriendinnen, familie, de mensen van de eetgroep uit Halsteren, de LEV-kring en de acquisitiegroep, Fred en Marga, Geke, Eric Alink, mijn kinderen natuurlijk en de mensen hier, in de Paradijskerk: iedereen die maar bleven vragen: ,,Hoe gaat het met je boek?” En die het geloof behielden dat het er nog eens van zou komen, niet alleen aan mijn schrijftafel, maar ook in het echt, in de wereld. - In de afgelopen jaren heb ik heel wat op internet gegrasduind naar schrijfadviezen. ,,Schrijf voor één iemand, probeer één iemand gelukkig te maken met je verhaal. Als je de ramen opengooit om de hele wereld te beminnen, dan komt je verhaal niet van de grond.” Ik heb me niet aan dat advies gehouden. Bij het schrijven zaten steeds twee mensen in mijn hoofd. De eerste was een jongere versie van mezelf, een vroom meisje dat nodig eens uit wandelen moest met een ezel. En de tweede zit hier in de kerk, aan haar heb ik dit boek opgedragen: Henny Kooij. - Lieve Henny, toen ik een keer na de kerk met Martijn en Ralph stond te praten over mijn schrijven, zei Martijn: ,,Je hebt het toch zeker wel aan Henny opgedragen?” Dat was ook logisch: jouw ezelsliefde is bekend bij alle mensen. Op jouw boot wonen meer ezels dan mensen, ze vormen zelfs een familie compleet met stamboom. En als er iemand is die de stem van mijn gekwelde heldin kan verstaan, dan ben jij het wel. Hier is hij dus voor jou, Henny. ‘Broeder Ezel’. - Broeder Ezel: Ook al is er in mij een nuchter deel dat zegt: “Je hebt het allemaal zelf verzonnen” – toch kan ik niet anders dan met grote dankbaarheid denken aan onze reis. Over jou schrijven was huilen en lachen tegelijk, het was een feest en een bezoeking, ik heb gedanst en ik ben gevallen. Wat moet ik van onze reis denken? ,,Was ons hart niet brandende in ons?” zegt Anna ergens, en dat is precies wat ik bedoel. En al ben je nu uit mijn handen en mis ik je, tòch, Liefste Ezel, duikt jouw troostende gestalte soms opnieuw naast mij op, op de grauwste dagen als ik het koud heb en mezelf mis. Dankjewel, Broeder. En Ezel. We zien elkaar vast nog weleens terug. - Nu hoef ik nog maar één iemand te bedanken. Hij is al twee eeuwen aan het hemelen, maar hij heeft een schitterende erfenis nagelaten: een requiem dat niet zingt over doodsangst en eeuwige straf, maar over de vrede van het paradijs. Zijn requiem is “een slaapliedje voor de dood” genoemd en dankzij zijn muziek kon ik me afsluiten voor het geroezemoes van de wereld en met een ezel aan de hand verloren lopen in een Italiaans landschap. Ik heb het over Gabriël Fauré. De zwaarste gedeeltes van dit boek had ik niet kunnen schrijven zonder deze muziek. Zijn muziek hield me licht. Wouter Blacquière zal zijn “Pie Jesu” spelen.

Met Beppie de Rooij: uitgever
Comments